Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Farao zeide tot Jozef: [59]Ik ben Farao! doch zonder u zal niemand [60]zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland. 59. Dat is, ten aanzien van de koninklijke majesteit ben ik boven u. Anderen nemen deze woorden voor een eed, alsof hij zeide: Zo waarachtig als ik koning ben, of, bij mijn koninklijke majesteit zal niemand, enz. 60. Dat is, iets voornemen of bestaan.